Zoals ik hem gekend heb:

 

Even voor middernacht geboren als de veertiende in het gezin, kwam de vroedvrouw bij ons aan om mij ter wereld te helpen zonder haar handen gewassen te hebben. Hij is dus van voor ‘n twaalven, ik van achter ‘n twaalven, ,, zijn moeder was trouwens allang uit rodage” schreef hij mij later.

Hij was Georges voor ons. Hij wist als jongen alle merelpot­ten en lijsternesten zitten, hij kreeg tientallen lucifersdoos­jes meikevers te vangen, blies puiden met strootjes te barsten, klom als een kat in de hoge populieren naar eksternesten, ving uilen in de kerktoren en werd een kwajongen als mis­dienaar, alhoewel Pastoor D’Haese heimelijk plezier aan hem had. Wij werden uitgekozen om het Kerstlied te zingen bij Koster Remi Delanote: ‘t is middernacht” een operamelodie van Adam, die me nog sterk ontroert nu ik dit schrijf. Het koor met D’Joow, Georges Bonte, de Garde en Jef Hardeman zong toen met ons het refrein ,, Juicht volken juicht, heft aan uw vreugdezangen “. Ook in de Vespers van Kerstmis moesten wij het ,, Adeste” zingen, we kregen toen een frank, wat veel was in die tijd, we waren niet veel gewend.

Nog voor onze plechtige communie Ieerden wij solfège van Miel Hardeman en kwamen in ,, het muziek” terecht. We luisterden verbaasd naar de piston-solo’s van Maurits Barbry op de kermis te Boeschepe en leerden er ,, le yin d’honneur” drinken, ,, ‘t is betern of ‘n Messewyn” zei Georges.

Hij was een der knapsten op de lagere school bij Zuster Angeline; 1k bid opdat een van jullie mag priester worden, zei ze. Uit haar klas kwamen er drie, bijna vier, in deze tijd schijnt dit allemaal larie en apekool te zijn.

intussen dweepte hij met muziek en verf, van Ketelbey tot Rymski Korsakoff, van stillevens met wilde bloemen tot landschappen met schelven en knotwilgen om bij Sint-Franciscus en Madonna’s te belanden, hij studeerde viool en speelde het moeilijke Scardas van Monti. Zo kwam zijn spiritualiteit langzaam, ondanks veel omwegen neer op de behoefte iets absoluuts te bezitten.

Op een regendag tekende hij een karikatuur van mij op zijn kamer, plots vroeg hij mij zijn vader en moeder te gaan zeggen dat hij priester wilde worden,,, gij zijd nu de eerste die dit weet

Het sloeg in als een bom bij mij en bij zijn ouders, hij was toen achttien, had reeds vier jaar gewerkt als schilder bij zijn peter Gorgels Barbarij en bracht een aardige duit binnen, dit zou nu gedaan zijn. Na heel wat moeilijkheden trok hij naar Bommel bij de Paters van het Heilig Sacrament. Hij schreef mij dikwijls, nu ben ik blij dat ik zijn brieven zolang bewaard heb. Hij maakte goede en zeer kwade dagen door: ,, men geraakt niet bij Onze Lieve Heer op zijn sokken, 00k niet bij Batch ten andere

Toen ik soldaat was: ,,lk ken je Flor, soldaat-zijn is een stuk van een geheel zijn, iets collectiefs, waanin alle individualiteit verloren gaat, ga vooral niet in op melancolie... “. Hij wist toen niet hoe goed ik het had en hoe graag ik bij de troep was. Toen ik trouwde: ,,ik wens je zoveel kinders als en registers zijn op uw orgel, het zijn en tien, registers wil ik zeggen “. Hij had de gave iets te zeggen dat vaak goed uitkwam. Wat niet goed uit­kwam bij hem was de uitslag van het blaadje-voor-blaadje uit een bloem trekken : jong-paster-trouwen; bij hem was dit telkens trouwen. Hij bewonderde de meisjes nochtans, we gingen dansen met de kermis op de zolder van,, De Neerplaats” bij het orkest van Strop en Maunits Barbry en de KruIle, wij liepen cinema naar Poperinge: ,, Loin des guitares” -,, Frasquita” en,,Le Roi des rois” Na deze film was hij niet te spreken in het naar huis rijden. Soms leek hij mij een Bohemer met zijn viool en zijn verf, of als het toen nog zuiver water van de beek dat stroomde in onvoorziene bochten, maar met majestueuze continuïteit naar het aanvaarden van zijn roeping: dit is geen beslis­sing voor mij alleen, zei hij, maar voor de gehele mensheid in de groei van Het Koninknijk en de Kerk.

De rest kennen wij, hij wend priester en Missionaris in 1950.

Hij was de hoeksteen waarop het Volkstoneel voor Frans-Vlaan­deren gebouwd werd In 1954 bewerkte hij ,,En waar de sterre bleef stillestaan “van Felix Timmermans, en schreef op de eerste pagina: Vertoald in ‘t Westouters om by dééste de beste occoa­sje te speeln’ von de menschen van over de schreve, de Frans­Vloamieng’n...

Enkele dagen voor Allerheiligen 1981 stonden wij samen op ons kerkhof    1k zou hier willen begraven worden, waar we zo dikwijls speelden ,,in de flassche” (flesvormige nis in de kerk­muur) toen we misdienaar waren... maar ik ben pastoor te Haninge en mijn mensen zouden dit niet willen...

Toen ik hem de laatste keen ging bezoeken in de kliniek te Roeselare, vond ik hem op de grond als een hoopje ellende, ik hielp hem terug in zijn bed... ,, 1k zal het niet meer aankunnen te Haringe, maar ik zou de mis doen aan de grot op de Rode­berg, en daar willen begraven worden in het schoonste stukje van onze wereld” een van de zeldzame keren dat de tranen in zijn ogen stonden.

Flor Barbry.


terug naar seizoen 1982-83 De Badkamer         Terug naar Huldiging flor